Zoeken

Veelgestelde vragen

We hebben de veelvoorkomende vragen en antwoorden per categorie voor je op een rij gezet. Hieronder zie je de verschillende categorieën.

Wil je meer weten over de wetenschappelijke onderbouwing van relationele en seksuele vorming? Ga dan naar het kennisdossier op rutgers.nl. Veelgestelde vragen voor ouders vind je hier.

Ga direct naar informatie over:

Relationele seksuele vorming 

Wat is relationele en seksuele vorming?

Tijdens het opgroeien verwerven kinderen en jongeren geleidelijk kennis, waarden, houdingen en vaardigheden met betrekking tot het menselijk lichaam, intieme relaties en seksualiteit: dit noemen we ook wel relationele en seksuele ontwikkeling. Relationele en seksuele ontwikkeling is een leven lang leren waarbij je sommige dingen aanleert, bijvoorbeeld de wensen en grenzen van een ander respecteren, en sommige dingen afleert, zoals wanneer het ongepast is om bloot te zijn.

Ouders en verzorgers hebben hierbij als primaire opvoeders een belangrijke rol. Zij brengen hun kinderen belangrijke normen en waarden mee, zoals liefde, respect en eigenwaarde. Maar ook school heeft de belangrijke taak om kinderen kennis en vaardigheden mee te geven die bijdragen aan een gezonde en veilige ontwikkeling van kinderen, zo ook op het gebied van relaties en seksualiteit. Dat noemen we ook wel relationele en seksuele vorming.

Relationele en seksuele vorming is breder dan seksuele voorlichting. Bij voorlichting gaat het enkel om kennisoverdracht. Relationele en seksuele vorming gaat naast het overdragen van kennis ook om het aanleren van vaardigheden en attitudes die gezond en veilig gedrag bevorderen. Deze benadering is effectiever om kinderen en jongeren te ondersteunen bij een gezonde en veilige ontwikkeling en succesvoller in het voorkomen van (seksuele) problemen op latere leeftijd. Vandaar dat deze benadering in Nederland de voorkeur heeft en ook Rutgers deze benadering aanhangt.

Waarom moeten scholen aandacht besteden aan relationele en seksuele vorming?

Op school brengen kinderen veel tijd door. Ze maken op school nieuwe vrienden en leren hoe zij omgaan met elkaar, hoe zij hun wensen en grenzen kunnen aangeven en die van anderen respecteren. Ze leren ook om te gaan met verschillende gevoelens, en worden er misschien wel voor het eerst verliefd. De school is dus een belangrijke plek voor de ontwikkeling van kinderen. Daarom heeft de school de belangrijke taak om een veilige omgeving te creëren, waar kinderen zichzelf kunnen zijn en gezond op kunnen groeien.

Ouders en verzorgers zijn als primaire opvoeders cruciaal waar het gaat om het ondersteunen van hun kind bij de relationele en seksuele ontwikkeling. Daarnaast heeft school de belangrijke taak om kinderen en jongeren kennis en vaardigheden mee te geven. Op school brengen kinderen en jongeren veel tijd door, ontmoeten zij leeftijdsgenoten, leren zij hoe zij met anderen omgaan en gaan zij experimenteren. Door thema’s als relaties en seksualiteit ook op school te bespreken, worden kinderen en jongeren ondersteund en begeleid, zodat zij respectvol met zichzelf en anderen omgaan.

Door relationele en seksuele vorming te geven zorg je ervoor dat kinderen en jongeren ergens terecht kunnen met de vragen die zij hebben. Ook leren kinderen en jongeren dat zij zichzelf mogen zijn en leren zij over belangrijke normen en waarden die te maken hebben met relaties en seksualiteit. Daarbij is het belangrijk dat kinderen en jongeren informatie krijgen die past bij hun leeftijd en ontwikkeling. Door goede lessen relationele en seksuele opvoeding en vorming ontwikkelen kinderen en jongeren een positief zelf- en lichaamsbeeld en leren zij respectvol met zichzelf en anderen omgaan. Ze leren om hun eigen wensen en grenzen aan te geven en deze bij anderen te herkennen en te respecteren. Tenslotte krijgen kinderen en jongeren belangrijke kennis en vaardigheden mee die ze in staat stelt om (later) gezonde en veilige keuzes te maken, waarmee ook (seksuele) problemen worden voorkomen (zie voor meer informatie Kennisdossier Rutgers). Wil je meer weten over de wettelijke taak van de school kijk dan hier.

Bewezen effectiviteit van relationele en seksuele vorming
Op basis van wetenschappelijke literatuur, nationale en internationale effectstudies en ervaringen vanuit de praktijk kan met zekerheid worden gesteld dat relationele en seksuele vorming op de volgende manieren bijdraagt aan een veilige en gezonde ontwikkeling van kinderen en jongeren:

  • Je biedt ze een veilige plek waar zij hun vragen kunnen stellen.
  • Ze leren dat zij zichzelf mogen zijn.
  • Ze krijgen belangrijke normen en waarden mee.
  • Ze ontwikkelen een positief zelf- en lichaamsbeeld.
  • Ze leren respectvol met zichzelf en anderen om te gaan.
  • Ze leren de eigen wensen en grenzen aan te geven en deze bij anderen te herkennen en te respecteren.
  • Ze krijgen belangrijke kennis en vaardigheden mee die hun in staat stelt om (later) gezonde en veilige keuzes te maken.

Voor meer informatie en onderbouwing, ga naar het achtergronddossier.

Wat is de taak van scholen?

De Nederlandse overheid biedt kaders voor goede relationele en seksuele vorming in en buiten het onderwijs. Bijvoorbeeld door landelijke kerndoelen voor het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs op te stellen, waardoor scholen verplicht zijn aandacht te geven aan relationele en seksuele vorming. Lees hier meer over maatregelen die de overheid initieert op het gebied van relationele en seksuele vorming en lees hier waarom de overheid voorlichting en zorg op het gebied van relaties en seksualiteit bevordert.
Scholen bepalen zelf op welke manier zij aandacht geven aan relationele en seksuele vorming. Dat kan met lespakketten, die worden gemaakt door partijen met kennis van seksuele ontwikkeling. Zoals voor alle vakken en thema’s waarover scholen lesgeven, kiezen scholen zelf een methode of lespakket dat bij hun school past. Dit is vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet over vrijheid van onderwijs.

Rutgers en de GGD’en adviseren scholen, in lijn met de Rijksoverheid, om zoveel mogelijk gebruik te maken van een erkende lesmethode die door onafhankelijke experts is gecontroleerd op wetenschappelijke onderbouwing én effectiviteit. Door deze lessen aan te bieden in een doorlopende leerlijn zorg je ervoor dat kinderen en jongeren op structurele basis betrouwbare informatie krijgen die aansluiten bij hun leeftijd en ontwikkeling. Daar bovenop kunnen scholen allerlei extra activiteiten organiseren, zoals gastlessen van (ervarings)deskundigen of deelname aan themaweken zoals de Week van de Lentekriebels (voor het basisonderwijs en speciaal onderwijs). Ook andere themaweken als de Week tegen Pesten en de Week van Respect bieden aanknopingspunten. Met het landelijke programma Gezonde School kunnen scholen op een structurele manier aandacht besteden aan verschillende gezondheid bevorderende thema’s, waaronder relationele en seksuele vorming.

Er zijn in Nederland 3 erkende lespakketten, door het RIVM beoordeeld en goed bevonden. Zie hier informatie over de erkende lesmaterialen. Als scholen deze lessen uitvoeren voldoen zij aan de gestelde kerndoelen. Het is belangrijk dat scholen structureel lesgeven in een doorlopende leerlijn van groep 1 t/m 8 van het basisonderwijs.

Hoeveel scholen besteden aandacht aan relationele en seksuele vorming?

Uit onderzoek van DUO Onderwijsonderzoek & Advies blijkt dat veel basisscholen hier aandacht aan besteden: 92% van de scholen geeft aan relationele en seksuele vorming te geven.  Ongeveer 8 op de 10 scholen die aandacht aan relationele en seksuele vorming besteden, doet dit jaarlijks. Iets meer dan een derde (38%) van de scholen doet dit structureel: jaarlijks, met een erkende lesmethode. Iets minder dan een derde (29%) doet dit compleet én structureel: vanaf groep 1 t/m 8, in een doorlopende leerlijn. 62% van de basisscholen gebruikt voor hun lessen relationele en seksuele vorming geen erkende interventie. Zij besteden dus op een andere manier aandacht aan het thema.

Wat gebeurt er als voorlichting/vorming ontbreekt? Waar leidt dat toe? Wat zegt onderzoek daarover?

Onderzoek laat zien dat relationele en seksuele vorming ertoe leidt dat kinderen een positiever beeld van zichzelf en hun lichaam hebben. Dat zij respectvoller met anderen omgaan en dat zij beter hun wensen en grenzen aan kunnen geven, en dus ook weerbaarder zijn tegen geweld en misbruik. Daarnaast laat onderzoek zien dat jongeren die goed zijn voorgelicht op latere leeftijd bewustere, gezondere en veiligere keuzes maken. Zo gebruiken zij vaker bescherming en krijgen zij ook minder vaak te maken krijgen met problemen als seksuele grensoverschrijding, misbruik, soa’s of ongeplande zwangerschap. Een mooie illustratie: het aantal tienerzwangerschappen ligt bij ons in Nederland veel lager dan in de VS, waar kinderen nauwelijks worden voorgelicht. Sinds 2012, het jaar waarin relationele en seksuele vorming in Nederland verplicht werd op school, is het aantal tienerzwangerschappen bovendien gehalveerd. Tegelijkertijd is het natuurlijk altijd moeilijk om de voorlichting die kinderen en jongeren op school krijgen los te koppelen van de voorlichting die zij thuis en in de samenleving mee krijgen, bijvoorbeeld door campagnes die aandacht besteden aan veilig vrijen en respectvolle omgangsvormen. Of met wet- en regelgeving en toegang tot juiste zorg. Vaak gaan deze maatregelen hand in hand, die allemaal een positieve bijdrage aan een gezonde en veilige ontwikkeling van kinderen en jongeren leveren. Voor een uitgebreidere toelichting, verwijzen we door naar ons Achtergronddossier relationele en seksuele vorming.

Onderzoek laat daarnaast zien dat lessen relationele en seksuele vorming de meeste positieve effecten heeft op een gezonde en veilige ontwikkeling van kinderen en jongeren wanneer de lessen niet eenmalig worden aangeboden, bijvoorbeeld in de vorm van een gastles, maar wanneer deze structureel worden aangeboden, zodat de kennis en vaardigheden aansluiten bij de leeftijd, ontwikkeling en leefwereld van kinderen en jongeren. In het basisonderwijs zijn dit onderwerpen als het lichaam, overeenkomsten en verschillen, fysieke en emotionele veranderingen in de puberteit, respectvolle omgangsvormen, herkennen en respecteren van elkaars wensen en grenzen en omgaan met diversiteit. Zo draagt relationele en seksuele vorming bij aan kennis over bijvoorbeeld soa/hiv, anticonceptie, seks in het algemeen, zwangerschap en attitudes en vaardigheden (bijvoorbeeld sociale vaardigheden, maar ook vaardigheden om seksuele risico’s te vermijden). Wil je meer weten kijk dan op rutgers.nl/kennisdossier.

Wat leren kinderen met het thema van dit jaar ‘Weerbaar online’?

Door op school open communicatie te stimuleren en een ondersteunende omgeving te creëren, maak je leerlingen veerkrachtig, competent en bewust in hun digitale interacties en activiteiten. Dit noemen we ook wel ‘online weerbaarheid’. Het stelt kinderen in staat om de online wereld te verkennen, risico’s te begrijpen, te leren van hun ervaringen en fouten en er veerkrachtig mee om te gaan.  

Door in de klas aandacht te besteden aan online weerbaarheid, draag de school bij aan het voorkomen van online grensoverschrijdend gedrag. En leren kinderen waar ze de juiste hulp kunnen ontvangen als ze toch te maken krijgen met online grensoverschrijdend gedrag. Daarom is het belangrijk om in de klas te praten over hoe kinderen het internet kunnen gebruiken en online op een positieve, gezonde en leeftijdsadequate manier met relaties en seksualiteit bezig kunnen zijn. Daarnaast leren ze ook over wanneer bepaald (online) seksueel gedrag risicovol en/of strafbaar is. 

Om online weerbaar te worden, moeten leerlingen weten hoe internet en technologie werkt, wat online veiligheid is en hoe ze hun privacy kunnen beschermen. Het is belangrijk dat ze leren hoe ze online informatie kunnen beoordelen, valse berichten kunnen herkennen en betrouwbare bonnen kunnen identificeren. En ze moeten zich bewust zijn van de blijvende impact van hun online activiteiten, oftewel hun ‘digitale voetafdruk’, op hun eigen of iemand anders online reputatie. 

Door met leerlingen over online relaties en seksualiteit te praten, versterk je niet alleen hun online weerbaarheid. Je stimuleert ook respectvol gedrag en draagt bij aan een omgeving waarin kinderen online én offline elkaars wensen en grenzen respecteren en waar diversiteit in al zijn facetten wordt gewaardeerd. 

Daarnaast draagt het vergroten van online weerbaarheid draagt bij aan: 

  • Bescherming tegen misbruik. Door kinderen bewust te maken van online risico’s met betrekking tot relaties en seksualiteit, kunnen ze beter worden beschermd tegen misbruik, misleiding en uitbuiting. Dit valt onder het recht op bescherming tegen alle vormen van mishandeling.
  • Kennis en informatie. Kinderen hebben recht op toegang tot relevante informatie die hen in staat stelt weloverwogen beslissingen te nemen. Door open gesprekken te voeren, krijgen ze de nodige kennis om verstandige keuzes te maken in een online omgeving.
  • Empowerment en autonomie. Door hun online weerbaarheid te vergroten, leren kinderen zelfbewust en zelfverzekerd te handelen in online situaties. Dit draagt bij aan hun recht op vrijheid van meningsuiting en participatie in de samenleving.
  • Voorkomen van discriminatie. Het bespreken van online relaties en seksualiteit bevordert het respect voor diversiteit en gelijkheid, waardoor online discriminatie kan worden voorkomen.
  • Privacy en veiligheid. Door kinderen bewust te maken van online privacykwesties, leren ze hoe ze hun persoonlijke informatie kunnen beschermen. Dat draagt bij aan hun recht op privacy. 

Online komen leerlingen (bedoeld en onbedoeld) perfect ogende lichamen, geseksualiseerde en geromantiseerde beelden en porno tegen. Sommige beelden zijn bewerkt of gemanipuleerd. Dit schept een onrealistisch beeld van de werkelijkheid. Bovendien worden in de media traditionele gendernormen en stereotypen weerspiegeld. Mensen doen zich online soms mooier, succesvoller en rijker voor dan ze zijn. Leerlingen kunnen zichzelf met dit soort beelden gaan vergelijken. Dit kan bepalend zijn voor hun zelfbeeld en lichaamsbeeld en een negatieve invloed hebben, terwijl zelfwaardering een belangrijke eigenschap is voor online weerbaarheid. 

Als leerkracht kun je diversiteit in lichamen bespreekbaar maken: ‘Elk lichaam ziet er anders uit en dat is oké en gewoon’. Erken en bespreek dat vrijwel alle mensen, zeker jonge mensen, zich onzeker voelen over hun lijf. De maatschappij legt (aan zowel meiden als jongens) vaak onhaalbare normen op. Het is niet altijd makkelijk om daar onverschillig voor te zijn. We weten uit onderzoek echter dat hoe meer diversiteit in lichamen kinderen en volwassenen zien, hoe meer zij zich zelfverzekerd voelen over hun eigen lichaam.

Is relationele en seksuele vorming niet een taak voor de ouders?

Ouders hebben een belangrijke rol bij de bij de seksuele opvoeding van kinderen. Zij geven thuis belangrijke normen en waarden mee, zoals liefde, respect en eigenwaarde. Voor veel kinderen zijn de ouders ook het eerste aanspreekpunt voor vragen die zij hebben. Ouders bepalen op deze manier hoe en wanneer zij thuis voorlichting geven welke informatie zij delen. Daarnaast heeft school de belangrijke taak om kinderen kennis en vaardigheden bij te brengen die bijdragen aan een veilige en gezonde ontwikkeling van kinderen en hebben kinderen allerlei vragen, ook over onderwerpen op het gebied van relaties en seksualiteit. Daarom is het thema verplicht voor het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs, daar lees je hier meer over. 

Op school brengen kinderen echter veel tijd door. Zij maken daar nieuwe vrienden en leren hoe zij omgaan met elkaar, hoe zij hun wensen en grenzen kunnen aangeven en die van anderen respecteren. De school is dus een belangrijke plek voor de ontwikkeling van kinderen. Daarom heeft de school de belangrijke taak om een veilige omgeving te creëren, waar kinderen zichzelf kunnen zijn en gezond op kunnen groeien. Lessen relationele en seksuele vorming dragen hieraan bij. 

Er is ook een groep kinderen die thuis geen voorlichting krijgt. Bijvoorbeeld omdat het thema thuis taboe is. Ook die kinderen zitten met vragen. Zij kunnen online of bij leeftijdsgenootjes op zoek gaan naar antwoorden. Daar komen zij vaak onjuiste en onvolledige informatie tegen, of beelden die niet voor hun leeftijd geschikt zijn. Door op school over deze thema’s te praten, zorg je ervoor dat je hier betrouwbare informatie tegenover zet en zorg je ervoor dat kinderen en jongeren kennis en vaardigheden ontwikkelen die hun helpen om gezond en veilig op te groeien en waarmee zij (later) bewuste keuzes kunnen maken.  

Daarom is het belangrijk dat ouders en scholen goed samenwerken. Dat scholen ouders goed informeren en betrekken. En dat ouders ergens terecht kunnen met vragen die zij hebben. Zodat zij met de leerkracht of schoolleiding in gesprek kunnen voeren. Lees er hier meer over hoe je ouders kunt betrekken: Handleiding ouders informeren en betrekken.

Veelgestelde vragen van ouders

Week van de Lentekriebels 

Wat is de Week van de Lentekriebels?

De Week van de Lentekriebels is een projectweek voor het basisonderwijs waarin er extra aandacht is voor relationele en seksuele vorming. De projectweek helpt om relationele en seksuele vorming duurzaam in te bedden en het een plek te geven in het schoolplan. Voor scholen die nog niet met het thema aan de slag zijn, is het een startpunt. Voor andere scholen is het een jaarlijkse reminder om structureel aandacht aan het thema te blijven besteden, ouders te informeren en bijvoorbeeld het team inhoudelijk bij te spijkeren. Door structureel elk jaar in groep 1 t/m 8 les te geven over relaties, seksualiteit en weerbaarheid, sluit je aan bij de leeftijd en leefwereld van kinderen en jongeren en draag je bij aan een gezonde en veilige ontwikkeling. Het thema dit jaar is ‘Weerbaar online’. Kinderen leren hoe ze veilig gebruik kunnen maken van internet en social media. In de bovenbouw leren ze ook hoe ze zichzelf kunnen beschermen tegen het onbedoeld tegenkomen van naaktbeelden.

Is het voor scholen verplicht om mee te doen aan de Week van de Lentekriebels?

Scholen hoeven niet mee te doen met de Week van de Lentekriebels. Scholen zijn wel verplicht om aandacht te besteden aan seksualiteit en seksuele diversiteit. De manier waarop ze dat doen en welk lesmateriaal ze daarvoor gebruiken daar zijn scholen vrij in. Zie voor meer informatie rijksoverheid.nl.

Lesmateriaal 

Is het lesmateriaal specifiek leeftijdsgebonden?

De lessen zijn aangepast aan de leeftijd en de belevingswereld van de kinderen en jongeren. Daar sluiten de lessen op aan, zodat zij zich veilig en gezond kunnen ontwikkelen. Elk leerjaar worden dezelfde thema’s behandeld, maar steeds aangepast bij de leeftijd en belevingswereld en bijvoorbeeld ook bij de vragen die zij per leeftijdsfase hebben. Enkele voorbeelden: 

  • Kinderen van 4 jaar zijn nieuwsgierig naar hun lichaam en dat van anderen. Ze willen bijvoorbeeld weten wat de verschillen en overeenkomsten tussen jongens en meiden zijn.
  • Kinderen van 6 jaar kunnen heel nieuwsgierig zijn naar de voortplanting. Ze willen weten waar de baby vandaan komt, hoe deze in en uit de buik komt.
  • Bij kinderen van 8 jaar kunnen de eerste verliefdheden en verkering een rol spelen. Het verschil tussen verliefd zijn en vriendschap wordt hen steeds duidelijker.
  • Kinderen van 10 jaar kunnen zich meer gaan schamen voor hun lichaam en bijvoorbeeld ook onzeker zijn over hun uiterlijk. Dat lichaam gaat in de puberteit ook langzaam veranderen. Ze gaan zich meer vergelijken met leeftijdsgenootjes en beelden die ze zien in series en/of op sociale media. Veel kinderen vragen zich af of ze wel normaal zijn. Het is belangrijk om hen mee te geven dat elk lijf er anders uitziet en dus normaal is. En dat elk kind uniek en mooi is op diens eigen manier.
  • Kinderen van 12 jaar kunnen zich meer gaan interesseren in onderwerpen die te maken hebben met seksualiteit. Ze kunnen zelf op zoek gaan naar informatie online en krijgen op hun telefoon van alles toegestuurd, vaak ook zonder dat ze hier zelf voor kiezen. Het is belangrijk om kinderen te vertellen wat ze online tegen kunnen komen. Kinderen weten vaak al goed of een filmpje bedoeld is voor volwassen en niet voor kinderen. Door hierover te praten, bescherm je kinderen tegen wat zij online tegen kunnen komen. Ook kun je kinderen dan meegeven dat ze het weg kunnen klikken en naar je toe kunnen komen met vragen.

Meer hierover is te lezen in ‘Van alle leeftijden’ door Hanneke de Graaf (2013) en ‘Kleine mensen, grote gevoelens’ (2007) en ‘Kinderen en seksualiteit’ (2020) door Sanderijn van der Doef. Ook is een beschrijving van de seksuele ontwikkeling te lezen in de ouderbrochures van Rutgers: www.seksueleopvoeding.info/ouderbrochures.  

Hoe wordt het lesmateriaal ontwikkeld, getest en bijgehouden?

In het basisonderwijs maakt ongeveer 40% van de scholen gebruik van een erkende lesmethode in een doorlopende leerlijn. Deze lesmaterialen zijn allemaal ontwikkeld op basis van internationale richtlijnen (Unesco, WHO), Nederlandse richtlijnen voor onderwijs op het gebied van relaties en seksualiteit (SLO) en de landelijke kerndoelen voor het onderwijs zoals opgesteld door de Nederlandse overheid. Het RIVM erkent samen met onafhankelijke experts deze lesmethoden als ze goed zijn onderbouwd, aansluiten bij de leeftijd en ontwikkeling van kinderen en jongeren en in lijn zijn met recente wetenschappelijke inzichten. Om erkend te kunnen blijven, moeten interventie-eigenaren elke vijf jaar een uitgebreide nieuwe evaluatie doen. Daarnaast worden veel van deze erkende interventies doorlopend getest, gebruikt, geëvalueerd en aangepast aan recente inzichten vanuit de wetenschap en de praktijk op school. Daar worden ervaringen van kinderen, jongeren, leerkrachten, schoolleiding en ouders in meegenomen. Er zijn op dit moment drie erkende lesmethoden voor relationele en seksuele vorming in een doorlopende leerlijn, waar de lesmethode van Rutgers (Kriebels in je buik) er één van is. Scholen zijn vrij om het lesmateriaal te kiezen dat bij de visie van de school past. Kijk hier voor een volledig overzicht van alle erkende interventies voor het basisonderwijs.  

Ongeveer 60% van de scholen gebruikt geen erkende lesmethode in een doorlopende leerlijn. Hoewel het thema verplicht is, kiezen zij ervoor om andere materialen in te zetten. Op sommige scholen is dit bijvoorbeeld een lespakket voor Burgerschap of sociaal-emotioneel leren, andere scholen maken bijvoorbeeld gebruik van gastlessen of van materiaal dat zij zelf hebben ontwikkeld. Rutgers en de GGD’en adviseren scholen, in lijn met de Rijksoverheid, om zoveel mogelijk gebruik te maken van een erkende lesmethode en deze structureel aan te bieden in een doorlopende leerlijn. Zo zorg je ervoor dat kinderen en jongeren op structurele basis betrouwbare informatie krijgen die aansluiten bij hun leeftijd en ontwikkeling. Daar bovenop kunnen scholen allerlei extra activiteiten organiseren, zoals gastlessen van (ervarings)deskundigen of deelname aan themaweken zoals de Week van de Lentekriebels (voor het basisonderwijs en speciaal onderwijs). 

Hoe is het lespakket Kriebels in je buik van Rutgers ontwikkeld?

Het lesmateriaal is ontwikkeld door experts bij Rutgers, seksuologen, (ontwikkelings)psychologen, pedagogen, onderwijskundigen en ervaringsdeskundigen uit het veld, waaronder leerlingen, leerkrachten en schoolleiders. Het lespakket is beoordeeld door het RIVM als theoretisch goed onderbouwd wat betekent dat het lesmateriaal onderbouwd is met wetenschappelijk onderzoek. Voor een uitgebreidere toelichting over erkende lesmethoden, zie de vraag: ‘Hoe wordt het lesmateriaal ontwikkeld, getest en bijgehouden?’. Alle ondersteunende (voorlichtings)materialen die Rutgers ontwikkelt, ontwikkelen we samen met psychologen, pedagogen, onderwijskundigen en ervaringsdeskundigen. En testen we in de praktijk met leerlingen, leerkrachten, schoolleiders en ouders. Daarnaast wordt doorlopend feedback van leerkrachten op de lessen gevraagd. Ook kinderen kunnen na de les die zij krijgen hun feedback geven, dit doen ze samen met de leerkracht.  Niet elk kind maakt natuurlijk precies op hetzelfde moment dezelfde ontwikkeling door. Onderwijsprofessionals moeten daarom altijd differentiëren en hun lessen afstemmen op de leerlingen in de groep. Dat is bij relationele en seksuele vorming niet anders. Dit is iets waar leerkrachten en docenten in opgeleid zijn en waar we ze in kunnen vertrouwen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat scholen ouders hierin meenemen. En dat wanneer ouders vragen hebben, ze die kunnen stellen en kunnen bespreken. 

Zet je kinderen met de lessen aan tot seksueel gedrag? Seksualiseer je kinderen hiermee?

Sommige mensen zijn bang dat voorlichting over weerbaarheid, relaties en seksualiteit jongeren aanzet tot seksueel gedrag. Zij beweren dat lessen RSV op school kinderen seksualiseert: dat dit leidt tot een vroegtijdige of vergrote interesse in seksualiteit en daarmee tot eerdere seksuele activiteit (een vroegere start met seks). Op basis van wetenschappelijke studies kan worden geconcludeerd dat deze beweringen ongegrond zijn: onderzoek toont aan dat RSV seksueel gedrag niet versnelt of verhoogt en niet leidt tot een eerdere start met seks (zie voor meer informatie en literatuur; Kennisdossier) Sterker nog: doordat zij gedurende hun leven kennis en vaardigheden aanleren die hun in staat stelt om de eigen wensen en grenzen aan te geven en zelf bewuste en veilige keuzes te maken, beginnen veel jongeren die goed zijn voorgelicht vaak zelfs later met seks.  

Hoewel er voldoende wetenschappelijk bewijs is dat laat zien dat goede voorlichting niet aanzet tot seksueel gedrag, kan het natuurlijk wel zo zijn dat je collega’s of ouders spreekt die hier vragen over hebben. Dan helpt het om jezelf goed te informeren en samen met ouders op zoek te gaan naar de twijfels of zorgen die daaronder liggen. Want voor een veilige en gezonde ontwikkeling van kinderen werken ouders, leerkrachten en schoolleiding samen.   

Uw browser (Internet Explorer 11) is verouderd en wordt niet meer ondersteund. Hierdoor werkt deze website mogelijk niet juist. Installeer Google Chrome of update uw browser voor meer internetveiligheid en een beter weergave.