Genderdiversiteit zijn de verschillen in gender tussen mensen. Op deze pagina vind je alle informatie die jij nodig hebt om goede seksuele vorming over genderdiversiteit te kunnen geven. Het verschil tussen geslacht, genderidentiteit en expressie, welke vragen je van leerlingen kunt verwachten en tips voor de les genderdiversiteit bij seksuele vorming.
Verschillen tussen sekse en gender
Sekse en gender zijn niet hetzelfde. De sekse van een baby wordt meestal direct na de geboorte bepaald op basis van lichamelijke kenmerken. Gender gaat over eigenschappen die worden geassocieerd met man, vrouw, mannelijk of vrouwelijk zijn. Iemands genderidentiteit gaat over de gevoelde overtuiging jongen of meisje te zijn, of daarvan af te wijken. Meestal komt de genderidentiteit overeen met het geboortegeslacht. Maar dat is niet altijd zo en dit kunnen kinderen al op jonge leeftijd aangeven.
Transgender personen
Zo kan het zijn dat een kind dat bij de geboorte voor jongen werd aangezien en zo werd geregistreerd, zich geen jongen voelt. Sommige kinderen ervaren al op jonge leeftijdgenderdysfore gevoelens. Deze houden niet altijd aan. Bij een groot deel van de kinderen verwijnen deze gevoelens weer aan het begin van de puberteit. Sommige kinderen of jongeren hebben een sterk gevoel van aanhoudende onvrede over het eigen lichaam (genderdysforie). Deze mensen noemen we transgender personen. Dan kan zorg of ondersteuning nodig zijn.
Genderexpressie
Genderexpressie gaat erover hoe iemand zich uit naar de buitenwereld. Kinderen kunnen zich meer of minder stereotiepe “jongensachtig” of stereotiepe “meisjesachtig” gedragen, in hun kleding, manier van lopen en praten. Dit hoeft niets te zeggen over hun genderidentiteit.
Ideeën over wat een jongen en een meisje is, en welk gedrag en uiterlijk daarbij hoort is voor heel jonge kinderen nog niet heel duidelijk. Als ze 5 of 6 jaar zijn, krijgen ze duidelijkere en vaak ook meer rigide ideeën. Bijvoorbeeld: “Meisjes horen met poppen en Barbies te spelen en jongens met auto’s.” In de fase daarop nemen de genderstereotiepe ideeën weer wat af. Kinderen weten nu beter dat een jongen ook een jongen kan zijn als hij zich niet volgens de norm gedraagt. De voorkeur voor speelkameraadjes van hetzelfde geslacht wordt wel steeds sterker.
Vanaf 12 jaar zijn jongeren goed in staat om te begrijpen dat een jongen die zich ‘meisjesachtig’ gedraagt wel een jongen is. Toch neemt in deze levensfase de sociale druk om aan gendernormen te voldoen toe. Zo zie je vaak dat jongens zich macho of stoer moeten voordoen en meiden zich bijvoorbeeld moeten interesseren voor mode etc. Wanneer deze genderspecifieke normen niet gevolgd worden, kan dit negatieve reacties oproepen van leeftijdsgenoten en soms ook van medewerkers op school.
Welke vragen hebben leerlingen over genderdiversiteit
Hieronder worden voorbeelden van vragen genoemd.
Leerlingen onder de 12 jaar
- Waarom dragen alleen meisjes jurken?
- Mag een jongen een jurk dragen?
Leerlingen boven de 12 jaar
- Is het oké om je als meisje jongensachtig te gedragen?
- Is het normaal om je geen jongen, maar ook geen meisje te voelen?
- Wat heeft travestie met homoseksualiteit te maken?
- Hoe kun je als meisje een jongen worden?
Lesgeven over genderdiversiteit
De ontwikkeling van een eigen genderidentiteit hoort bij een gezonde persoonlijke en seksuele ontwikkeling van leerlingen. Voor nu en voor later. Veiligheid en acceptatie zijn belangrijk voor de ontwikkeling van leerlingen. Transgender leerlingen voelen zich soms niet geaccepteerd of krijgen te maken met vormen van negativiteit. Ook hebben sommige leerlingen moeite om hun eigen gevoelens te accepteren. Door les te geven over dit thema ondersteunt u de leerlingen en kunt u ervoor zorgen dat er meer respect komt tussen leerlingen.
De volgende onderwerpen zijn in ieder geval goed om te behandelen:
- Kennis. Leg uit wat de term transgender betekent. Leg daarnaast uit dat we de begrippen ‘jongen’ of ‘man’ en ‘meisje’ en ‘vrouw’ kennen, maar dat iemand zich niet 100% man of vrouw hoeft te voelen of te uiten. Iedereen is daarin anders.
- Verschillen in opvattingen. Over genderidentiteit kunnen fundamentele (of religieuze) verschillen bestaan in de wereld en in de klas. Besteed aandacht aan deze verschillen en benoem de verschillende opvattingen die kunnen leven.
- Persoonlijke verhalen. Laat leerlingen kennismaken met persoonlijke verhalen van leeftijdsgenoten die zelf transgender zijn. Op deze manier kunnen sommige leerlingen zich beter verplaatsen, wat respectvol gedrag kan bevorderen. Dit kan door een gastspreker uit te nodigen, maar ook door een film hierover te kijken. Op sommige scholen zijn Gender & Sexuality Alliances (GSA’s) opgericht. Een GSA is een groep leerlingen (en vaak ook docenten) die ervoor willen zorgen dat de school veilig is voor iedereen, ongeacht seksuele oriëntatie of genderidentiteit. Vaak worden er door GSA’s ieder jaar een aantal activiteiten georganiseerd, bijvoorbeeld op paarse vrijdag (tweede vrijdag van december) of op Coming Out dag (11 oktober).