Onderwijzen van seksuele vorming op de lerarenopleiding
1. Een goede voorbereiding is het halve werk
Je wilt zelf goed voorbereid zijn om jouw studenten les te geven. Dat betekent dat je een veilige sfeer creëert, dat je lesmateriaal hebt uitgekozen, dat je weet welke vragen of opmerkingen je kan verwachten en hoe jij hierop wilt reageren.
Lees verder over voorbereiding
2. Omgaan met een ongemakkelijke klas
-
- Wees open: geef aan dat verlegenheid en schaamte een rol kunnen spelen bij lessen over seksuele vorming. Seksualiteit is niet voor iedereen een even vanzelfsprekend thema om over te praten.
- Bespreek het belang: leg uit waarom seksuele vorming belangrijk is en laat zien welke rol zij hier zelf in kunnen spelen. Je kunt het onderbouwen met gegevens uit Seks onder je 25e, een onderzoek naar de seksuele gezondheid van jongeren tussen de 12 en 25 jaar.
- Werk in groepjes: laat studenten in groepjes aan het werk gaan. Doe in eerste instantie doe-opdrachten en bewaar discussie- of meningsvormingsopdrachten voor een later moment.
- Zie de lessen als een oefening: vertel de studenten dat ze in de lessen kunnen oefenen met het thema, dit ter voorbereiding op de latere onderwijspraktijk.
- Trek parallellen met de onderwijspraktijk: trek parallellen tussen reacties van studenten en reacties van leerlingen in het voortgezet onderwijs bij lessen over seksuele vorming.
2. Omgaan met (ongemakkelijke) vragen of ervaringen
Het kan gebeuren dat een student in de les een lastige vraag stelt aan een andere student, waardoor deze zich ongemakkelijk voelt. Ook kan het voorkomen dat een student jou een vraag stelt over jouw seksuele leven. Of een student begint, naar aanleiding van het onderwerp dat behandeld wordt, over eigen ervaringen te vertellen. Preventief kun je voorafgaand aan de lessen afspraken maken over het delen van persoonlijke ervaringen. Is het kwaad al geschied? Lees verder voor tips over hoe je hiermee omgaat.
Een student stelt een lastige vraag aan een andere student
- Maak de student bewust van de impact van die vraag. Je kunt de student bijvoorbeeld vragen: “waarom stel je die vraag?”, of: “wat zou je ervan vinden als jij die vraag krijgt?”.
- Trek de vraag breder en maak er bijvoorbeeld een casus van. Op die manier haal je het uit de privésfeer en wordt het een algemeen verhaal.
- Maak aan het begin van de lessen afspraken over het beantwoorden van vragen: geef aan dat er altijd de mogelijkheid is om niet op vragen te reageren en te ‘passen’.
Door jouw manier van reageren laat je studenten zien hoe zij in hun latere beroepsuitoefening als leraar kunnen omgaan met dergelijke situaties.
Een student stelt jou een persoonlijke vraag
- Bereid je voor op de vragen die je kunt krijgen. Bedenk vooraf welke vragen je wel en welke je niet wilt beantwoorden.
- Maak aan het begin van de lessen afspraken welke vragen je wel of niet beantwoordt. Op het moment dat studenten je een te persoonlijke vraag stellen, kun je hiernaar verwijzen.
- Koppel het aan de latere beroepspraktijk met vragen als ‘Wat zijn vragen die je later als docent wel zou willen beantwoorden en wat zijn vragen die je niet zou willen beantwoorden?’
Een student vertelt een zeer persoonlijk verhaal
- Bedank de student voor het openhartige verhaal en het vertrouwen.
- Bewaak dat de andere studenten respectvol omgaan met deze ‘onthulling’.
- Koppel het aan de latere beroepspraktijk door iets te vragen als: “wil je later als docent zoiets weten van je leerlingen?”.
- Afhankelijk van de aard van de informatie: stel de student voor om er na de les in een individueel gesprek over door te praten.
3. Omgaan met normatieve uitspraken
Studenten kunnen tijdens lessen soms normatief (volgens hun eigen normen) of veroordelend op elkaar reageren. Denk aan homofobe uitlatingen of het afkeuren van bepaalde denkbeelden. Lees verder voor tips.
-
- Sta stil bij wat er gebeurt: ontken de normatieve of veroordelende opmerking niet, maar gebruik deze als input voor het gesprek.
- Ga niet mee in welles-nietes discussies.
- Vraag door: wat bedoelt de student? Vraag andere studenten hoe zij erover denken.
- Laat de veroordelaar erop reflecteren, door bijvoorbeeld te vragen: “stel dat iemand iets kwetsends over jou zou zeggen …”, of “wat als dit over je broer/zus wordt gezegd?”.
- Probeer te objectiveren door kennis, bijvoorbeeld bevindingen uit onderzoek, aan te reiken.
- Leg uit dat er tussen mensen overeenkomsten en verschillen kunnen bestaan met betrekking tot een aantal aspecten. Denk bijvoorbeeld aan: sekse, seksuele oriëntatie, leeftijd, cultuur en religie, mensen zonder en met een beperking.
- Geef aan dat persoonlijke opvattingen niet goed of fout zijn; iedereen mag die hebben. Maar in je latere beroep gaat het om je houding en handelen als professional. Als dit botst met persoonlijke opvattingen, is het zaak om van tevoren te bedenken hoe je daarmee denkt om te gaan.
- Wees een rolmodel. Laat zien hoe je respectvol met elkaar kunt omgaan. Op die manier toon je studenten hoe zij in hun latere beroepsuitoefening als leraar kunnen omgaan met dergelijke situaties.